Gastenboek E-mail update Reislinks

Huwelijksreis Suriname


Belevenissen vooraf
Voorgaande reizen
Algemene zaken
Europa
Rusland
China
Vietnam
Cambodja
Thailand
Maleisië en Singapore
Indonesie
Laos
Turkije
Griekenland
Italie
Afrika
Weer thuis

Aanvoer van Parbo bier bij het lugubere stuwmeer

Als huwelijksreis kiezen we (uiteraard) niet voor een resort op een tropisch eiland. In plaats darvan gaan we weer gewoon op zoek naar een mooie, interessante reis. Dit keer valt ons oog op Suriname. We zijn nog niet eerder in Zuid-amerika geweest en bovendien lokt een stukje Hollandse geschiedenis in combinatie met een prachtige natuur ons wel. Omdat we weer zoveel mogelijk willen zien in een beperkte tijd kiezen we voor een groepsreis, dit keer met Djoser. Het wordt een reis vol indrukken, wachttijden en Parbo bier...

Het is slecht weer als we door vriend Peter worden opgehaald om op Schiphol te worden afgezet. We weten dan al dat de vlucht een paar uur vertraagd is, maar we besluiten toch maar alvast te gaan. We beseffen dan nog niet dat vertraging zo'n beetje het motto wordt van deze reis.

Eenmaal op Schiphol doden we de tijd met shoppen en een ontbijtje. Als het dan eindelijk tijd wordt om naar de gate te gaan wacht ons een nieuwe teleurstelling: de vlucht is vertraagd tot 5 uur 's middags. Weer doden we de tijd en als we uren later weer naar de gate gaan volgt de grote schok: het vliegtuig vertrekt vandaag niet meer.

Met enkele inmiddels herkende reisgenoten maken we druk speculerend de gang naar de KLM balie. Daar krijgen we te horen dat we naar een hotel kunnen, op nog geen 10 kilometer van onze woonplaats. Toch maken we hier gretig gebruik van, we zijn immers op vakantie en ons huis is inmiddels als het goed is al door onze neef betrokken. Het duurt dan nog even voor de bus arriveert en ons naar het hotel brengt. We checken in en een paar uurtjes later maken we aan het diner verder kennis met een paar reisgenoten.

De volgende dag zien we de bui al hangen als de vlucht weer vertraagd is, maar dit keer blijft het beperkt tot een paar uurtjes. De vlucht verloopt verder voorspoedig en 10 uurtjes later landen we nog net voor het donker op Zanderij. Dat is maar goed ook, want de Surinamers zijn niet happig op landen in het donker, er is er al eens eerder één in het oerwoud terechtgekomen.....

Het duurt even voordat we onze rugzakken hebben en we ons eindeijk bij onze reisleider kunnen voegen. We moeten nog anderhalf uur met de bus naar Paramaribo, waar we inchecken in een nogal sjiek hotel met zwembad. Even later op het terras krijgen we een welkomsdrankje en bijbehorend praatje. Kenneth, onze reisleider, praat en reageert nogal sloom en wij zijn wat moe en we zij dus blij als we ons op bed kunnen storten.

De grootste houten kerk ter wereld in Paramaribo De volgende morgen wachten we na het ontbijt tevergeefs op Kenneth om ons nog wat te vertellen. Dat gaat lekker, dan maar zonder zijn adviezen de stad verkennen. We zitten vlak bij het centrum van Paramaribo, dat bijna geheel uit houten huizen bestaat. Er zitten erg mooie huizen bij, maar de meesten mogen wel wat beter onderhouden worden. We wandelen langs de palmentuin, het gouverneurspaleis en de houten kathedraal. Daar zien we dat er om 10.00 uur een rondleiding is, en dus lopen we nog even snel een rondje door de rest van de stad voor we weer bij deze kerk terugkeren.

De kathedraal is de grootste houten kerk ter wereld. Gebouwd op de fundamenten van een joodse synagoge staat hij al zo'n 150 jaar overeind. Maar bij een opknapbeurt 15 jaar geleden heeft men bij abuis een draagbalk doorgezaagd. Sindsdien staat hij een beetje scheef in de steigers te wachten op een nieuwe opknapbeurt. En die laat nog even op zich wachten, het is tenslotte wel Suriname...

We weten nog niet zo goed wat we van Paramaribo moeten vinden. De stad heeft mooie gebouwen, maar er hangt geen sfeer. Is het het gebrek aan onderhoud, het gebrek aan terrasjes, te veel auto's misschien? Of de drukte die nu eenmaal bij een grote stad hoort. We weten het niet, maar het vakantiegevoel laat nog even op zich wachten.

money money money

Surinaams geld: links de oude guldens, rechts de nieuwe dollars Suriname kent sinds 1 januari jongstleden een nieuwe muntsoort: de Surinaamse dollar. Tenminste... op die datum waren de biljetten nog niet klaar en als wij arriveren zijn er alleen nog maar briefjes van 5 en van 20. Als we daarmee betalen krijgen we dus nog guldens terug. Gelukkig is de koers eenvoudig: een dollar is duizend gulden. Maar nu blijkt dat de oude briefjes van enkele guldens ineens ook weer wat waard zijn: hun waarde in dollars. We denken dus dat we belazerd worden, maar dat is niet het geval. Ook de oude muntjes zijn weer geld waard, en dus zoekt iedere Surinamer zijn schoenendoos met muntjes nu op om een koelkast of iets dergelijks aan te schaffen. Goed voor de economie, naar het schijnt....

's Middags aan het zwembad hebben we afgesproken met Perry, een oud klasgenoot van Patrick die in Paramaribo woont. Een blanke met een Surinaams accent, die vroeger al een soort Surinaamse mentaliteit had. Hij heeft hier een meubelbedrijfje met een aantal arbeiders en geniet van het leven. Toch heeft hij, als werkgever, ook veel last van de mentaliteit hier. Als hij salaris uitbetaalt, dan komt er de volgende dag niemand werken, pas als het geld weer op is komen ze weer. Mooie verhalen horen we ook over hoe een Fransman zijn machines wilde kopen. Helaas had die een Surinaamse tussenpersoon aan wie hij zijn geld gaf....

Landinwaarts

De volgende morgen is het dan zover: we gaan met de boot landinwaarts. Over de Suriname rivier varen we langs het wrak van het duitse schip dat hier al sinds de oorlog ligt en onder de Wijdenbosch brug door richting binnenland. In het begin passeren we een aantal plantages, waarvan we weinig meer zien dan wat gebouwen. Later zien we ook een paar aangelegde strandjes, ietwat omstreden omdat een paar badgasten er al gebeten zijn door piranha's. Maar we zien vooral veel groen, af en toe bevolkt door een groep aapjes.

De eerste stop is in het plaatsje Domburg. Hier wonen vooral Javanen en dus lijkt het kleine marktje een beetje op die in Indonesië. De tweede stop is bij de bauxiet fabriek langs de rivier. Hier ligt een dorpje van bosnegers, arbeiders van de fabriek die door een grote reorganisatie nu voor een groot deel werkeloos zijn. En dit lijkt dus weer een beetje op Afrika. Het is wel een armoedig zooitje, een soort krottenwijk, maar dan midden in de jungle. Beetje lullig om hier als rijke toerist rond te lopen, al steunen we de economie door een Parbo te drinken en is het altijd leuk om de nieuwsgierige kinderen te laten lachen.

We vervolgen de boottocht en de volgende stop is bij de voormalige lepra kolonie chatillion, nu overwoekerd door de jungle. Hier genieten we vooral van de mooie planten en bloemen, waaronder de nationale bloem van Suriname. Daarna passeren we de langste houten brug ter wereld, de Carolina-brug die, zoals zoveel in Suriname, kapot is. Vlak hierna gaan we aan land om het laatste stuk naar onze bestemming van vandaag te voet af te leggen.

Kruiwagentje wasgoed Het wordt nog even flink zweten in de brandende zon. We bevinden ons nu in savanne-gebied en dat betekent dat het oerwoud veelal onderbroken wordt door zandvlaktes. Na een kwartiertje komen we aan in het dorpje Redi Doti. Hier krijgen we hangmatten uitgedeeld die we voor de overnachting onder een afdak mogen ophangen. Dat is nog niet zo eenvoudig maar na een uurtje heeft eenieder zijn bedje inclusief klamboe hangen en kunnen we aan de Parbo. De kokkinnen die in het binnenland met ons meereizen maken een prima maaltijd van kip en rijst en 's avonds blijft het met de koele Parbo's nog lang onrustig...

Blaka Watra

De volgende morgen maken we met een tweetal oude busjes een tripje naar Blaka Watra. De weg is rood (vandaar Redi Doti, rode aarde) en hobbelig, en onderweg komen we de resten van een door smokkelaars achtergelaten en in brand gestoken vliegtuigje tegen. Wel goed kijken, want veel meer dan een paar moertjes en boutjes is het niet. Blaka Watra is een klein relaxoordje inclusief een beekje met, hoe kan het ook anders, zwart water. Even een paar uurtjes lekker zwemmen, relaxen en wandelen totdat de busjes ons weer terug brengen.

Eenmaal terug krijgen we lunch en relaxen we nog wat meer, totdat we aan het eind van de middag weer gaan wandelen. Het doel is dit keer de Jodensavanne, of liever gezegd de ruïnes daarvan. In dit deel van Suriname vestigden zich honderden jaren geleden joodse kolonisten, voornamelijk uit Portugal. De synagoge werd op de hoogste heuvel gebouwd maar werd, nadat het gebied langzaam maar zeker werd verlaten, overwoekerd door de jungle. In de tweede wereldoorlog werden hierheen duitsers en NSB'ers verbannen en die mochten de ruïnes weer ontdoen van de begroeiïng.

Jodensavanne

Ruïnes op de Jodensavanne Tegenwoordig staan de ruïnes op de wereld erfgoedlijst. Het stelt niet zo erg veel voor, maar de rustieke omgeving maken het toch zeker de moeite waard. Opgegraven zijn ook nog een Joodse begraafplaats en een begraafplaats van de slaven. Bovendien is er nog een geneeskrachtige, altijd water producerende bron waar we uiteraard een slokje van nemen. Onze tocht is compleet wanneer we op de terugweg nog een kolibrietje zien.

Na wederom rijst met kip (ditmaal met een andere groente) maken we een mooi kampvuur. We hebben gisteren al het bier opgedronken maar hoewel Paramaribo toch niet al te ver is beseft men blijkbaar niet dat er geld te verdienen is door een nieuwe voorraad te laten komen. Niet getreurd, er is nog wel rum en cola.

Om 10 uur staan we allemaal klaar om te worden opgehaald door een busje dat ons naar het stuwmeer moet brengen. Maar helaas, het busje is er nog niet. Kenneth belt naar Paramaribo en krijgt te horen dat hij op tijd vertrokken is, even wachten dus maar. Maar dat duurt en duurt maar, om 11 uur nog geen bus. We krijgen ook nog een bui op onze kop en zitten een beetje te kniezen, want komen we straks niet veel te laat op de bestemming? Om 12 uur nog geen bus. Half één komt de bus eindelijk, ze bleken voor het pontje bij de Victoriabrug te hebben gestaan...

Pontje bij de kapotte Victoriabrug Eenmaal op weg moeten we ook met het pontje mee. We stappen uit en zien hoe de bus en de pick-up truck het pontje via twee grote planken oprijden. Varend langs de brug zien we goed hoe die in verval is geraakt. En aan de overkant moet alles weer het pontje af, maar dit gaat minder makkelijk. De bootsman houdt de pont niet strak genoeg tegen de wal en de plankenman schat het niet helemaal goed in. Er wordt flink gescholden in het Sranan Tongo en de bus glijdt op het laatste stuk van de wegschuivende plank af. Maar alles loopt met een sisser af.

Na een kwartiertje hobbelen komen we uit op de hoofdweg naar de stuwdam. Ook deze is onverhard, maar veel breder en hij wordt geflankeerd door de electriciteits palen die de opgewekte stroom van de dam naar Paramaribo brengen. Wij gaan de andere kant op en komen na een paar uurtjes bij de stuwdam, waar we even naar binnen mogen voor een sanitaire stop. Blijft een imposant stukje techniek, met al die zoemende turbines binnen en het kolkende water aan de buitenkant. We rijden verder over de brug langs de dam en komen uit bij de opstapplaats voor de boten.

Stuwmeer

Het is vooral een opstapplaats voor Braziliaanse goudzoekers, en er staan een paar winkeltjes en cafeetjes. Wij nuttigen de meegebrachte lunch en maken ons op voor een boottocht over het meer. Het is droog maar bewolkt en we twijfelen of we een poncho nodig hebben. Na 2 minuten varen wordt het al duidelijk dat het meeste water niet van boven zal komen. Vooral aan de rechterkant waait het opspattende water de boot in. De poncho's doen goed hun werk maar even genieten van de boottocht is er met al dat water in je gezicht niet bij. Het is sowieso een beetje een luguber meer. Overal steken nog kale boomstammen boven het water uit. Begin jaren zestig is de dam gebouwd en het meer volgelopen. Vooraf is er niets gekapt en het duurt blijkbaar erg lang voordat de bomen verteerd zijn.

Tukanari eiland Na twee uur minderen we vaart en zien we tussen de kale boomstammen een lieflijk eiland met hutjes. Dit blijkt Tukunari, een vakantie-eiland waar we twee nachten blijven. We worden verwelkomd door de eigenaar en nemen onze intrek in de hutjes. Omdat dit onze huwelijksreis is krijgen wij een tweepersoonshut, de rest is vierpersoons. Het blijkt dat onze vertraging geen consequenties heeft voor het verdere programma. Het diner wordt klaargemaakt terwijl we een drankje nemen en voor de resterende excursie moet het toch donker zijn.

Bepakt met zaklantaarns worden we in een korjaal geladen voor een nachtelijk tochtje. De bootsman vaart tussen de boomstammen door terwijl de Kenneth met zijn grote lamp op de oevers schijnt. De opmerking dat we onze handen binnenboord moeten houden blijkt niet voor niets. Regelmatig varen we tussen twee boomstronken door waartussen eigenlijk niet genoeg plaats is voor de korjaal. Geen punt, de stronken wijken wel uiteen, maar schrikken is het wel. Dan zien we waar we voor gekomen zijn: een paar oplichtende ogen die bijken te behoren tot een kaaiman. Als we dichterbij komen verdwijnt hij echter onder water. Dit herhaalt zich een paar keer, onze oogst is wat magertjes. Toch was het een leuk tochtje waar we nog een tijdje over nababbelen voor we gaan slapen.

Aukaner dorp Lebi Doti

Oma in de keuken Tegenover Tukunari eiland ligt aan de oever van het meer het bosnegerdorp Lebi Doti. Hier leven de bosnegers uit dorpen die nu ondergelopen zijn door de stuwdam en die niet in de door de Surinaamse regering gebouwde dorpen wilden wonen. Pas op het laatste moment verlieten ze hun dorpen omdat ze niet geloofden dat het water zou stijgen. En toen dat toch gebeurde verhuisden ze stroomopwaarts, omdat ze er van overtuigd zijn dat de stuwdam het vroeg of laat zaal begeven en het gebied stroomafwaarts zal wegspoelen.

Op het eerste gezicht lijkt Lebi Doti een redelijk modern dorp. We passeren eerst een paar gebouwtjes die door de overheid zijn neergezet, en dan de grote schoolgebouwen. We nemen een kijkje in de klassen en vanwege een lerarentekort mag Jeanette, die lerares is, voor een paar uur lesgeven terwijl de rest van ons het dorp gaat bekijken. Het laatste "gewone" gebouw is de kliniek, ook ietwat primitief maar toch.

Via een paadje komen we dan in het eigenlijke dorp. Houten hutjes en de bevolking die daartussen met de dagelijkse beslommeringen bezig is. Een oud vrouwtje laat ons haar keuken zien en verontschuldigd zich dat ze geen eten voor ons heeft. We hadden onze komst vooraf moeten aankondigen, dan had ze ook wat nets aangetrokken. Maar wij vinden het juist leuk dat ze dat niet heeft gedaan.

Eén van de hutten blijkt bewoond door een blank stel. Zij zijn vrijwilligers die een half jaar hier werken en inmiddels ingeburgerd zijn. Ze vertellen dat toen onze boot gisteren arriveerde de mensen enthousiast kwamen vertellen dat "de blanken" kwamen. En dat in het Afrikaanse mengtaaltje van de Aukaners, de stam die in deze regio woont.

Moeder voor haar hut We kijken ons ogen uit en schieten veel fotoos, maar niet zonder te vragen. Veel mensen willen niet op de foto, maar anderen, vooral de jongens, willen graag. Zo graag dat het niet meevalt om een hutje zonder mensen te fotograferen, want er komt er altijd wel één voor staan. Via de offerplaats, die we niet mogen fotograferen, komen we dan bij de plaatselijke supermarkt annex kroeg, en daar zijn de mannen van het dorp. Onder hen de kapitein, de baas van het dorp. Aan hem moet toestemming gevraagd worden om het dorp te betreden, en als we dat doen houdt hij een ritueel door het morsen van wat rum op de grond om bescherming voor ons te vragen. We wandelen ng wat verder en nemen dan afscheid van de meerennende kinderen. Al met al een indrukwekkend bezoekje aan een nog behoorlijk traditioneel dorp.

Piranha's

Op Piranha jacht In de middag is het tijd voor een hele andere bezigheid: vissen. Eerst gaan we met een paar muskietennetten te water om met rijst als aas wat kleine visjes te vangen. Dat gaat redelijk, ondanks de grote gaten in de netten. Dan worden we weer in de korjalen geladen en gaan we weer op weg, zigzaggend tussen de boomstammen. Als we nog maar net ergens aangelegd hebben is het al raak: Joop heeft beet en haalt een flinke piranha uit het water. De rest heeft minder succes, maar als we verkassen gaat het al wat beter. Vooral de bootsman haalt de één na de ander uit het water. Met ons wil het maar niet lukken, we hebben een aantal keren beet, maar net voor we ze aan boord hijsen laten ze los. We hebben geen mazzel.

Terug op Tukunari verdwijnen de piranha's in de pan en verschijnen ze even later op ons bord. Als niet-viseters valt de smaak ervan ons reuze mee, maar wat een hoop graten. Veel te veel gehannes om er veel van op te eten. Maar uiteindelijk is het een hele ervaring om die beestjes met de scherpe tandjes te grazen te nemen.

Als we allemaal weer klaar staan om de lange boottocht terug te ondernemen verwachten we wel een beetje opspattend water, maar dat zal toch wel minder zijn dan op de heenweg. Nou mooi niet dus. Eenmaal onderweg proberen we enigszins wanhopig nog om de poncho's goed aan te trekken, maar er is geen houden aan. Het water waait zo hard de boot in dat iedereen uit zijn verschoning wordt gespoeld. Als we weer aan de oever staan is de bus gelukkig weer te laat zodat we genoeg tijd hebben om weer helemaal op te drogen.

Benzineton in een busje Aanvankelijk doden we de tijd bij een klein supermarktje. We eten wat chips en zien ondermeer hoe een grote ton in een busje volgegoten wordt met benzine en blijkbaar als benzinetank dienst doet. Dan zien we hoe anderen een klein kroegje hebben gevonden zodat we daar gezellig bij gaan zitten. We raken aardig gewend aan die vertragingen en nemen er nog maar een Parbo'tje op.

Uiteindelijk arriveert de bus die ons naar Brownsberg zal brengen. Onderweg passeren we het troosteloze oord Brownsweg met rijtjes-hutten waar de regering de bosnegers uit de ondergelopen dorpen in opgeborgen heeft. Armoede troef hier, maar bovendien raken de mensen hier hun identiteit en tradities behoorlijk kwijt, lijkt ons. En in Nieuw Koffiekamp, waar men nu goud gevonden heeft, probeert de regering de bosnegers weer weg te krijgen. Al met al een aardig onderdrukt volkje.

Brownsberg

De bus heeft enigszins moeite om de brownsberg op te rijden. Een paar keer slipt hij behoorlijk op de vochtige, steile zandweg, maar hij redt het toch op eigen kracht. Boven op de berg is het toeristisch onderkomen van het natuurreservaat. Na het indelen van de kamers (we zitten met een select gezelschap in een aparte hut een paar honderd meter verder dan rest) is er nog tijd om een wandeling te ondernemen naar de Leo waterval. Behalve insecten zien we op deze tocht geen wild, maar we horen wel verschillende soorten apen. De waterval is mooi, en samen met Kenneth en Vincent neemt Patrick er een heerlijke douche.

Een douche onder de waterval Na een wilde nacht (Jan-Willy en Ellen vierden hun trouwdag) worden we gewekt door de brulapen. Wat een herrie maken die beesten, maar zien doen we ze nauwelijks. Wel zien we bij onze hut een Aira, oftewel een veelvraat, een soort kruising tussen een kat en een grote eekhoorn. En ook nog een kleurrijke toekan, al is die vertrokken voordat we een camera kunnen pakken. Al met al een mooi begin van de dag.

Vandaag staat een wandeling naar de Witi-kreek op het programma. Eerst bergaf door de bossen waar we ondermeer een boshert en een koni-koni (iets tussen rat en konijn) zien. Na 2 uur lopen komen we bij de kreek waar we even heerlijk tussen de visjes kunnen badderen. Maar dan moeten we weer terug, dit keer dus steil omhoog. Een zware opgave, maar Sabine spot tijdens het uithijgen nog een witkop saki en een soort grote kwartel. Moe maar voldaan komen we weer terug en besluiten we de middag rustig in onze tuin door te brengen, misschien komen de dieren wel weer op bezoek. Behalve eekhoorns en een zwart-witte toekan valt dat wat tegen, maar het is heerlijk relaxed.

Het is een hele verrassing als blijkt dat de bus zo maar eens op tijd is!! Ja, rustig, rustig, daar hadden we niet op gerekend. Nu zorgen wij dus voor een kleine vertraging, maar we zijn toch behoorlijk op tijd weer op weg. We rijden om de Brownsberg heen en langs het stuwmeer om ten zuiden daarvan uit te komen op de plek waar de wegen ophouden en verder verkeer zuidwaarts per boot verder moet. Hier worden vrachtwagens uitgeladen en bootjes volgestouwd om de dorpjes stroomopwaarts te bevoorraden.

Vrouwen doen de was bij de stroomversnelling Jaw jaw Ook wij stappen in een korjaal en beginnen aan de trip tegen de stroom in. De rivier is hier nog aardig breed en dus gaat het allemaal nog soepeltjes. Dit keer geen opspattend water maar komt de vochtigheid van onder. Het slangetje dat de boot automatisch leeg moet pompen zit verstopt en dus moeten de achterste banken in de boot flink hozen om nog een beetje droge voeten te houden. Als we aankomen bij Jaw Jaw zijn die het dus aardig zat.

Jaw jaw soela

Jaw Jaw is de eerste grote stroomversnelling in de Suriname-rivier. Door de grote rotsen waar het water doorheen stroomt is dit een prachtige zwem-, bad- en wasplaats. Vrouwen uit het dorpje zijn er dan ook ijverig bezig en kinderen zijn er aan het spelen. Zodra we ons intrek genomen hebben in één van de toeristenhutten nemen we ook een plons.

Zang en dans bij de bosnegers van Jaw jaw Aan het eind van de middag krijgen we nog een rondleiding door het dorpje. Maar het lijkt wat afstandelijker dan Lebi Doti, en dus minder leuk. Veel bijzonders is er ook niet te zien, of het moet het katholieke kerkje zijn. Des te leuker blijkt 's avonds de dansvoorstelling te zijn. Het begint met wat gezang onder ritmisch geklap, maar het breidt zich uit met flink billenschudden en andere dansvorm. We moeten uiteraard meedoen, maar dat gaat redelijk spontaan, zeker als het klappen plaats gemaakt heeft voor de trommels. Het contact met de dorpelingen die we bij de rondleiding gemist hebben wordt hier ruimschoots goedgemaakt. Hierdoor, en door de prachtige locatie bij de stroomversnelling, vinden we Jaw jaw het paradijs op aarde, ondanks de behoorlijk ranzige sanitaire voorzieningen.

Na nog een heerlijke ochtendduik en de inmiddels gebruikelijke vertraging stappen we weer in de korjalen om verder stroomopwaarts te varen. De rivier wordt nu duidelijk wat smaller en de stroomversnellingen waar we tegenop moeten talrijker en heftiger. Maar de bootsman kwijt zich goed van zijn taak en behendig schieten we langs de stenen en het opspattend water. We blijven allemaal zo goed als droog.

Dooie kaaiman Na een paar uur varen doemt dan een eiland op met een paar prachtige hutjes langs het water. Dit is Dan Paati, een luxe vakantieresort midden in de bush. Misschien wel een beetje te luxe, al is het natuurlijk heerlijk met eigen sanitaire voorzieningen in ieder hutje. Op het eiland is verder niet veel te beleven, behalve een klein winkeltje, een zwemplaats en een grote papegaai. De geplande activiteiten, een bezoek aan het dorp Dan en een "wassi" door de medicijnman, gaan op zijn Surinaams: ze worden afgelast. Maar misschien is dat maar goed ook want het begint te regenen en dat houdt voorlopig niet meer op.

De volgende dag gaan we nog maar weer een stukje verder de rivier op. Dit keer zitten er wel een paar hele heftige stroomversnellingen bij en het gaat allemaal maar net goed. Droog blijven we dit keer niet maar we vinden het prachtig en lachen de anderen uit die op het heftigste stuk uit voorzorg uitgestapt waren.

De Tapawatrasoela waterval Een eindje verderop ligt het doel van vandaag: de Tapawatrasoela, de breedste waterval van Suriname. Hier kunnen we weer even heerlijk badderen en genieten van de omgeving. er komen een paar oude bosnegervrouwen vissen en wij helpen ze. Ze gebruiken sap van een giftige plant waarmee ze de vissen verdoven, erg leuk om te zien.

We bezoeken nog een ziekenhuis waar het een drukte van belang is, we zien ondermeer ook nog een albino bosnegerin, een blanke negerin dus, heel vreemd. Jan-Willy en Patrick helpen nog even met het monteren van een transformator voor de zonnecollectoren en dan gaan we weer terug. Ook stroomafwaarts zijn de stroomversnellingen lastig, maa niet zo lastig als stroomopwaarts zonder motet, zoals we een bejaarde man en zijn vrouw zien doen. We willen nog even een handje helpen, maar zij zijn er toch handiger in dan wij.

's Avonds krijgen we weer een dansvoorstelling voorgeschoteld. Dit keer danst er ook één man mee, die schijnbaar een beetje arrogant de baas speelt over de vrouwen. Kenneth vertaalt de teksten, al hebben we de indruk dat hij de minder onschuldige teksten niet geheel ongecensureerd laat. Er wordt weer flink met de billen geschud en als Ling als tegenprestatie de klompendans laat zien is dat toch een behoorlijk contrast.

Saramakkaans dorp Dan

Huisje in typisch Saramakkaanse stijl De volgende morgen gaan we dan toch het dorpje Dan bezichtigen. Dit is een traditioneel Saramakkaans dorp, het is niet bekeerd door de katholieken of protestanten en kent dus nog de meest oorspronkelijke cultuur. We mogen daarom niet door de hoofdingang naar binnen, want die is heilig en men is bang dat we daar fotoos gaan maken. Fotoos van mensen maken is ook uit den boze en dus kunnen we alleen de huizen vastleggen. Maar die zijn dan ook zeer de moeite waard; de Saramakaner decoreren hun huizen met mooie houtsnijwerken en gebruiken verschillende kleuren hout. Helaas doen wel de golfplaten daken hun intrede maar op deze manier valt dat nauwelijks op.

Halverwege het dorp maakt een man ons duidelijk dat hij een paar traditionele stoelen in de aanbieding heeft. Deze uitklapbare stoelen zijn uit één stuk hout vervaardigd en voorzien van mooie decoraties. Ze zijn dan ook snel verkocht voor 40.000 gulden ieder, oftewel 40 dollar. Maar de man kijkt wel heel beteuterd naar de biljetten vn 20 dollar die hij in zijn hand gedrukt krijgt. Die heeft hij nog nooit gezien en hij blijft ons achtervolgen omdat hij denkkt dat hij link bedonderd wordt. Als 3 man hem proberen te overtuigen dat dit toch echt de nieuwe munt van Suriname is druipt hij uiteindelijk, nog steeds een beetje beteuterd af. Morgen is hij waarschijnlijk de held van het dorp met de eerste nieuwe biljetten.

Na het bezoek aan Dan is het tijd om onze spullen te pakken en koers te zetten naar Boto-Pasi. Daar stappen we uit de korjaal en lopen we naar het "vliegveld". Dit blijkt weinig meer dan een grasveld en een schuurtje dat dienst doet als verkeerstoren, aankomst- en vertrekhal. Er is nog geen vliegtuig en dus wordt de tijd gedood met spelletjes met de massaal toegestroomde kinderen. In het schuurtje wordt inmiddels getracht contact te leggen met het vliegveld in Paramaribo, maar dat is weinig succesvol. Uiteindelijk wordt gemeld dat het vliegtuig om 14.00 uur uit Paramaribo zal vertrekken, maar dat is het al geweest!! Voordat we ons daar duk om kunnen maken horen we echter motorgeronk en verschijnt er een vliegtuig aan de horizon.

Vliegveld Boto Pasi

Het hele dorp is nu uitgelopen en met z'n allen zien we hoe het vliegtuig een succesvolle landing op het grasveld maakt. Wel zien we de machine flink hobbelen, maar dat zal er hier wel bijhoren. De achterkant gaat open en er wordt verteld dat de motoren niet uitgezet zullen worden. Onder het oorverdovende geraas en tegen de krachtige wind van de motoren in moeten we dus instappen. 2 man passen er niet meer in en worden met een nog kleiner vliegtuig later opgehaald.

Het vliegtuig landt op het grasveldje Het vlieguig taxiet naar de andere kant van het grasveld, draait, en dan wordt er snelheid gemaakt. Het hobbelen valt erg mee en voor we er erg in hebben hangen we al in de lucht. We zwaaien naar de mensen op de grond en genieten van het uitzicht over het dorp, de rivier en het oerwoud. Dit is toch wel een mooie manier van vliegen, we kijken zo door de cockpit en zien wat de piloten ook zien. Na een uurtje vliegen doemt Paramaribo op en we landen veilig op het vliegveld Zorg en Hoop.

Dit keer is ons onderkomen in Paramaribo het ABC Hotel, waar we een zeer grote kamer krijgen. Na de koelkast leeggedronken te hebben gaan we met zijn tweeën uit eten. Dat is ook wel weer eens leuk na anderhalve week groepsmaaltijden met voornamelijk rijst en kip. We moeten nog een beetje haasten, want we hebben weer afgesproken met Perry, onze voormalige dorpsgenoot.

Het nachtleven van Paramaribo

Perry pikt ons op met zijn pick-up truck en we besluiten de andere kant van de stad te verkiezen boven de toeristen café's. Daar gaan we eerst naar een bar waar voornamelijk Braziliaanse goudzoekers komen. De mannen komen ens in de paar weken terug naar Paramaribo en al dat gevonden goud moet natuurlijk ook weer opgemaakt worden. En dat lokt dan weer de vrouwelijke goudzoekers, die niet de binnenlanden in hoeven om hun slag te slaan. Wij kijken onze ogen uit naar wat er allemaal rondloopt, want met elkaar praten gaat nauwelijks in de Braziliaanse feest-herrie.

We zoeken na een uurtje dus maar een andere kroeg op, dit keer een echte Surinaamse. Het is eigenlijk niet veel meer dan een kale ruimte met wat tafels, een pooltafel en een bar. We worden nog gewaarschuwd voor het toilet, maar we vinden het nog wel meevallen. Perry wordt begroet en na een uurtje babbellen wordt hij gewenkt om mee te komen, ons achterlatend. Het blijkt dat één van zijn werknemers fink dronken midden op straat ligt. Perry had hem net vandaag uitbetaald en blijkbaar heeft hij het meteen maar omgezet in drank. Perry levert hem maar thuis af, bij zijn vrouw die dus niets van het geld ziet. Dat is dan ook weer de harde werkelijkheid voor veel mensen in Paramaribo.

Fietstocht langs de plantages

We arriveren bij een steiger vanwaar een pontje ons naar de overkant brengt Na een korte nachtrust staat er een fietstocht langs de plantages op het programma. Met een pontje steken we de rivier over maar dan slaat het noodlot al toe: lekke band. Die plakken we even snel, maar even later is die weer lek. Blijkbaar is er wat meer aan de hand en dus gaan we op zoek naar een fietsenmaker. Die vinden we niet maar wel een nieuwe binen- en buitenband. Als die geïnstalleerd wordt, gaan we met een groepje alvast vooruit. We hebben er flink de vaart in en als we ergens uitrusten is er dan ook niemand die ons inhaalt. Geen nood, we fietsen wel door tot het pontje bij Mariënburg, waar we moeten oversteken.

We laten ons overzetten en wachten aan de overkant bij een kroegje, daar moet de rest toch ook langskomen..... Nee dus. Na een paar djogo's Parbo de man gaan we ons toch afvragen of we wel goed zitten. En inderdaad, even later komt er iemand van de Frederik plantage, waar we zouden lunchen, ons opzoeken. We blijken dus verkeerd overgezet en moeten dus opnieuw een eindje varen naar de plantage, waar we de rest weer tegenkomen. De groep bleek volledig uiteengeslagen, de gerepareerde fiets had weer een lekke band en dus hebben enkelen hele stukken gelopen.

De Frederiks plantage We krijgen een rondleiding op de Frederiks plantage, met een mooie oude hoofdwoning die momenteel opgeknapt wordt als groepsaccomodatie. Achter het huis ligt de originele vloer nog waar vroeger de cacaobonen op gedroogd werden, en verder staan er nog een paar mooie gebouwen die voorheen ook dienst deden als politie onderkomen. De terugreis gaat grotendeels per boot en brengt ons langs fort Nieuw Amsterdam, waar niet veel meer van te zien is behalve een vuurtoren en standbeeld. En na het laatste stuk nog gefietst te hebben komen we moe maar voldaan weer in Paramaribo aan.

Frans Guyana

De volgende dag moeten we vroeg uit de veren voor de excursie naar Frans Guyana die we met zijn zessen gaan maken. Het busje is zo maar op tijd en om 6 uur gaan we rijden. Aanvankelijk is de weg nog goed, maar al snel wordt het asfalt regelmatig onderbroken door grote kuilen. We moeten dus veelvuldig afremmen en weer optrekken wat de vaart er een beetje uithaalt. Na 3 uur rijden komen we dan aan in Albina, waar we zo'n beetje worden aangevallen door alle bootjesmannen, en dat zijn er veel. We schudden ze van ons af of negeren ze, maar dat lukt pas echt als blijkt dat we er al een boot voor ons geregeld is. Onze chauffeur draagt ons over aan onze gids in Frans Guyana, Glenn genaamd. Maar voor we met het bootje over de grensrivier de Marowijne kunnen varen moeten we eerst de nodige stempels halen bij de grenspost, die vreemd genoeg een stukje landinwaarts staat.

Lanceerbasis Kourou Eenmaal aan de overkant is alles anders. Ge-asfalteerde wegen, veel blanken, en mensen die alleen maar Frans spreken. Het is hier dus echt gewoon Frankrijk. We maken een tussenstop in st. Laurent, waar een kerk staat die gebouwd is door de blanke slaven, de gevangenen van de strafkampen. Dan door naar Kourou, waar we direct doorgaan naar de raketbasis. Hier worden de Europese Ariane raketten afgeschoten en wij krijgen er een rondleiding. Maar helaas, hoewel het een internationaal gebeuren zou moeten zijn is men te beroerd om ook maar één woord in het Engels te vertellen. We haken dan maar voortijdig af.

Kourou blijkt eigenlijk maar een saai stadje. Bovendien bevindt ons hotel zich aan zee, ver buiten het centrum. Glenn haalt ons dus 's avonds op om wat te eten in de stad. Maar niet voordat hij ons de sloppenwijken laat zien, waar de zwarte voormalige bosnegers afkomstig uit Suriname wonen. Het regent als we er uitstappen en we voelen ons er niet erg op on gemak als we door de smalle steegjes tussen de krotten lopen. We komen terecht in wat voor een kroeg moet doorgaan, en Glenn schenkt ons een Ti punch in, rum van 50% alcohol met een limoentje en suiker. Sterk spul... We dringen er bij Glenn op aan om na het drankje en een bezoek aan zijn familie toch maar de bewoonde wereld op te zoeken.

Naar de Duivelseilanden

De volgende morgen is het weer niet veel beter dan de avond ervoor. Tijdens het ontbijt twijfelen we hardop of de boottocht naar de Duivelseilanden wel door kan gaan. Maar ziedaar, het stopt toch nog met regenen en eenmaal op de catamaran nemen we dapper een plaatsje voorop. Als we eenmaal op volle zee varen komen we daar snel van terug: hoge golven komen over de reling heen en maken ons zeiknat. Binnen is het beter uit te houden, al hebben sommigen moeite hun maag vol te houden. Toch lukt het iedereen om zonder te kotsen de eilanden te bereiken, en dat is een prestatie op zich.

Bezoek van doodshoofdaapjes We zijn aangemeerd op het grootste van de drie eilanden. Hier, bovenop de heuvel in het midden van het eiland, bevonden zich het verblijven van de gevangenisbewaarders, naast uiteraard wat gevangenissen. Bij de enigszins vervallen kazernes staat ook nog een kerkje. Verder is er niet veel te zien op de heuvel, behalve de vele Agouti's zijn, de beestjes die in Suriname nog koni-koni heetten en waarvan we zo blij waren er één daar te hebben gezien. Hier zijn ze zo mak als een lammetje en struikel je er bijna over.

We wandelen verder over het bosrijke eiland tot we plots worden opgeschrikt door geritsel. Er verschijnt een doodshoofdaapje dat verwachtingsvol naar ons kijkt. Al snel verschijnt een hele groep aapjes en we kunnen het niet laten ze te voeren met wat sinaasappels en chips. Het lijkt apenheul wel, zo mak als de beestjes zijn.

Gevangenisruïnes op de Duivelseilanden Tegen het middaguur maken we de oversteek naar het tweede eiland. Hier bevinden zich de grootste gevangenissen, hal overwoekerd door de jungle. Best wel indrukwekkend om hier doorheen te lopen, en we vragen ons af hoe afschuwelijk het hier geweest moet zijn, ook met de film Papillon in ons achterhoofd. We kunnen helaas niet naar het derde eiland, het eigenlijke Duivelseiland waar Papillon zijn laatste dagen sleet. Maar toch hebben we een aardige indruk gekregen van de Franse strafkolonie.

De volgende morgen rijden we terug naar Suriname. Glenn probeert druk te bellen met Kenneth, maar die heeft zijn telefoon blijkbaar niet bij zich. Het lijkt ons duidelijk dat we naar de overkant moeten, omdat we weer moeten stempelen bij de grenspost. En daar wachten we dus maar op Kenneth en de rest van de groep. Na een paar uur verschijnen die dan eindelijk, per boot!! Ze dachten dat we afgesproken hadden aan de andere kant, in Frans Guyana dus...

De indianendorpen bij Galibi Maar goed, we stappen in de boot en we zetten koers naar Galibi, bij de monding van de rivier. Daar bevindt zich het enige strand van Suriname, tevens broedplaats van verschillende typen grote zeeschildpadden. Ook bevinden zich er twee indianendorpen, en daar overnachten we. Maar eerst moeten we de rivier weer trotseren en dat betekent wederom een nat pak vanwege de wind die het opspattende water naar binnen waait.

Indianendorpen

Net als het zo wel erg (water)koud begint te worden komen we aan. De onderkomens zijn eenvoudig, en opvallend genoeg kiest het merendeel voor een hangmat inplaats van een kamer. Na de maaltijd krijgen we een rondleiding in het indianendorp. Men leeft hier primitief, maar toch lijken de mensen vrij modern. Opvallend is dat de indianen hun hutten veel minder dicht bij elkaar bouwen dan de bosnegers. Verder verschilt er niet veel, ook de indianen verbouwen kostgrondjes buiten het dorp en leven verder vooral van de visvangst.

Nachtelijke tocht naar de schildpadden 's Avonds is het tijd voor de grote attractie: de schildpadden. Het waait behoorlijk en we moeten eerst nog een stukje per boot naar waar de schildpadden hun eieren leggen. Eenmaal aangekomen zien we geen hand voor ogen. We volgen de gids die vertelt dat even verderop een paar schildpadden aan land gekomen zijn. We mogen geen zaklantaarns gebruiken en de dieren niet storen, totdat ze een gat hebben gegraven en hun eieren aan het leggen zijn. Vanaf dat moment gaat de gids naast de schildpad leggen en schijnt op haar achterwerk waar de eieren uit floepen. Iedereen gaat om de dieren heenstaan en wij vinden het eigenlijk een beetje genant. Sommige toeristen maken het wel erg bont en gaan nu ook weer wat herrie maken. Hoewel we het op zich best indrukwekkend vinden om dit gezien te hebben, houden we er toch een dubbel gevoel aan over.

Gestrande schildpad op het strand De laatste dag in Galibi is een rustdag. We wandelen wat, zwemmen en zonnebaden en Joop en Patrick voetballen met de plaatselijke jeugd. En na het eten staat ons nog een feestavond te wachten. De plaatselijke band komt voor ons spelen, en wij mogen natuurlijk meedansen. De kwaliteit houdt niet over (indianen zijn blijkbaar niet zo muzikaal als bosnegers) maar we vermaken ons kostelijk. Een dronken indiaan probeert nog een blanke vrouw aan de haak te slaan maar heeft weinig succes. Als om klokslag 12 uur de electriciteit uitvalt druipen hij en de rest dus maar rustig af.

De boottocht terug verloopt aanvankelijk droger dan heen. Maar gelukkig, we krijgen nog een fikse bui zodat we alsnog lekker nat worden. We zijn natuurlijk iets te laat vertrokken en komen dus iets te laat in St. Laurent, waar het museum van de Franse strafkolonie zouden bezoeken. Altijd hetzelfde liedje met die gasten uit Suriname, verzucht de dame achter de balie (in het Frans natuurlijk), maar we krijgen toch echt geen rondleiding meer. Wel mogen we nog even een kijkje nemen binnen de ommuring, maar daar blijft het bij.

Aan de overkant stappen we in de bus terug naar Paramaribo. De chauffeur is erg grappig en laat ons nog even de geboorteplaats van Ronnie Brunswijk zien. We stoppen zelfs bij zijn stadion, waar we een balletje trappen. Helaas is Ronnie er zelf niet om ons spel te bewonderen. Hij is waarschijnlijk bij één van zijn andere huizen/vrouwen elders in het land.

Ga naar het overzicht van Weer thuis

Wereldreis zonder vleugels